Matthias Peijpers (1672-1721)

 

Op 26-05-1672 werd Mattheus, als zoon van Johan Pijper en Catarin zijn vrouw, als dopeling in het gereformeerde register van Orsoy (D) ingeschreven. Doopgetuigen waren Theodorus Neomagus, kandidaat predikant, Margriet Pijpers en Peter Nimwegen. Mattheus/Matthias  was (voorzover bekend) het zesde kind en de tweede zoon van dit echtpaar. Vader Johan, koopman, schepen  en ook burgemeester van Orsoy, stierf tussen oktober 1679 en juni 1689. Matthias werd dus al jong halfwees, maar maakte zijn vader welbewust mee. Hoewel hij in het doopboek staat ingeschreven als Mattheus, werd hij Matthias genoemd en zo schreef hij ook zijn eigen voornaam. Meestal tekende hij met Matth: Peijpers, maar o.a. in het doopboek van Dussen zette hij voluit Matthias Peijpers.

Moeder Catharina Neomagus stamde uit een predikantengeslacht en dat heeft een aantal van haar kinderen kennelijk beïnvloed. Zo trouwde haar oudste dochter in 1693 een predikant en wel haar achterneef Johannes Neomagus. Zoon Matthias koos ook theologie als studierichting, evenals zijn jongste broer Wilhelmus. Beiden studeerden aan de universiteit van Duisburg (D).

Bij zijn inschrijving aan de universiteit van Duisburg werd op 11 mei 1689 opgetekend, dat hij zes jaar sociologie had gevolgd en het jaar daarna op het privé-instituut van zijn oom studeerde, alwaar hij met goed gevolg examen had gedaan. Vermoedelijk heeft hij zich een jaar of vijf aan de theologie gewijd. Medio mei 1694 werd hij beroepen als adjunct-predikant te Geldrop en Riel. Hij nam daar van 1694 tot 1700 waar voor dominee Theodorus van den Broek/Broucq, "die toenmaals was bij koning William in Engeland". Matthias reisde ook wel in die tijd, al was het maar om getuige te zijn. Zo dook hij op in Hoge en Lage Mierde, waar hij op 02-11-1698 doopgetuige was bij Johannes, zoon van zwager Johannes Neomagus, predikant aldaar en van zus Margaretha. In 1699 was hij terug in zijn geboorteplaats Orsoy om te getuigen bij de doop van Peter, zoon van Arndt Nimwegen (Neomagus). Ongetwijfeld leerde Matthias zijn latere echtgenote te Geldrop kennen. Zijn vrouw, Amarentia Gualtheri, was een dochter van de secretaris van Geldrop. Ze werd er op 27 maart 1678 gedoopt als dochter van Henrick Waltheri en Catharina van Osch, getuigen waren de secretaris van Aarle, Johan van Noort en zijn vrouw. De inschrijving van het huwelijk van Matthias en Amarentia werd niet gevonden. Het zal zo tussen 1701 en 1703 voltrokken zijn, denkelijk te Geldrop.
(Schoon)vader Henrick Waltheri was in 1693 erfsecretaris van Lierop geworden. Hij overleed in 1704. Of zijn dood iets van doen had met het tijdstip van het huwelijk van Matthias en Amarentia, blijft een vermoeden. Henrick werd als Waltheri/Walterus aangeduid. De familienaam Gualtheri is door zijn kinderen ingevoerd.

Met vermelding van zijn benoeming in de Comissieboeken van de Raad van State (2586) werd Matthias op 16-12-1701 bevestigd als predikant te Leende. In die plaats zijn de oudst bekende kinderen geboren. In oktober 1704 zag een tweeling het levenslicht. Op zich niet zó bijzonder, maar dat er maar liefst achtenveertig (jawel, 48) uur tussen de geboorte van de twee zoontjes zat, was zeker niet alledaags.

  6 oktober 1704: Henricus Jacobus Theodorus Petrus: 8 oktober 1704

Henricus Jacobus volgde in zijn vaders voetsporen. Hij studeerde theologie in Leiden en werd predikant te Schijndel en Liempde. Hij trouwde te Schijndel met Johanna de Jong, weduwe van Willem van Oosterwijk. Hij stierf relatief jong en kinderloos. Theodorus Petrus maakte carrière in Den Haag. Hij werd drossaard en provoost. Daarnaast vertegenwoordigde hij Brabant in een aantal hoedanigheden. Hij trouwde Maria Catharina Baudouin, weduwe van Stephanus Verhouff. Hij stierf op acceptabele leeftijd, maar ook kinderloos.

De kerk in Leende had fikse schade opgelopen, nadat er in 1699 brand was geweest in toren en kerk. Het gevolg van onweer en bliksem(inslag). In de jaren die volgden (waaronder de jaren dat Matthias er predikte) werd er veel geld uitgegeven aan reparaties, met name voor de daken. Er werd zorg besteed aan het herstel van "de trots" van het dorp. De inspanningen daarvoor werden verricht door zowel protestanten als katholieken! De herstelperiode bestreek jaren en werd vertraagd door het uitbreken van de Spaanse Successieoorlog. Als gevolg daarvan rukten franse troepen (weer) op naar Brabant. Die waren berucht om plundering en brandstichting. Menigeen vluchtte daarom. Matthias niet, maar hij heeft in Leende "het (reparatie)karwei" niet afgemaakt. Herstel van toren en klokken vond na zijn vertrek pas plaats. Hij werd beroepen naar Son en Breugel, alwaar hij in mei 1705 bevestigd werd.

Voorzover bekend is Matthias er gearriveerd met zijn vrouw en de tweeling. Tijdens zijn diensttijd daar, zijn meer kinderen geboren. Het doopboek van Son en Breugel uit die tijd, is echter verloren gegaan. Op grond van belijdenis van de kinderen in latere jaren, is de conclusie gerechtvaardigd, dat te Son zijn geboren: Catharina circa 1706, Johanna Wilhelmina circa 1708, Elisabeth Louisa circa 1711 en Johan(nes) op 20-07-1714. De geboortedatum van Johan is opgetekend in een genealogische cahier, betreffende de familie van zijn tweede ega, Aletta Schull. Als er (te Leende en/of te Son en Breugel) nog meer kinderen ter wereld zijn gekomen, dan moeten die jong gestorven zijn. Voorzover bekend, zijn genoemde vrouwen ongehuwd en zonder kinderen overleden. Alleen van Johan, die artillerieofficier werd, is nageslacht bekend.

In Son en Breugel huurde Matthias (per 4 maart 1705) de pastorie met de oude hof van ds. Johannes Mina. Het huurcontract was voor twee jaar en de kosten bedroegen 60 gulden per jaar. De pastorie en de hof waren eerder -door koop- eigendom geworden van Mina. Hij bezat ook land buiten de hof én hij had een schuur aangebouwd aan de pastorie. Dat land en de schuur behoorden niet tot het verhuurde.
Blijkbaar was de pastorie niet in erg goede staat, want Matthias verzocht in januari 1708 om twee gecommitteerden, die noodzakelijke reparaties aan huis en hof van de pastorie konden opnemen. Er werd er één van Son en één van Breugel aangesteld.

"Ds. Peijpers ingezegend door ds. Peijpers". Nee, niet zichzelf. In april 1704 was zijn jongste broer Wilhelmus geëxamineerd te Eindhoven en tot proponent aangenomen. In augustus 1709 werd hij beroepen naar Valkenswaard en Dommelen. Matthias zegende hem daar in op 14 oktober 1709.

Matthias had in Leende al ervaren, wat het chronisch tekort aan pecunia, voor het onderhoud van een kerk en haar inboedel, betekende. In Son en Breugel was het niet anders. Hij benaderde daarom de rentmeester van de geestelijke goederen, die de bezittingen van het kapittel van Sint Oedenrode beheerde. Matthias vroeg  een vaste,  jaarlijkse bijdrage voor de kerk, die overeenkwam met de waarde van vijf mud rogge en vijf mud gerst. Het duurde tot 1713, maar toen kreeg hij het bedrag over de afgelopen twee jaar. Hij liet "meteen" een nieuwe preekstoel en enkele banken maken. Voor gebruik in de kerk van Breugel schafte hij enkele kerkboeken aan bij Johannes du Mont, boekverkoper te 's-Hertogenbosch. Matthias was vasthoudend met als resultaat, dat hij jaarlijks de gevraagde bijdrage kreeg.

In de jaren te Son en Breugel nam hij volop deel aan de Classisvergaderingen van Peel- en Kempenland. Die bijeenkomsten waren niet altijd even vrolijk, vriendelijk en/of nuttig, getuige het feit, dat de heren predikanten de nodige keren bij een notaris belandden. Inhoudelijk ging het dan vaak om zaken, die heden ten dage met een wegwerpgebaar of schouderophalen worden afgedaan. De heren hadden zo nu en dan kennelijk een "kort lontje". In 1710 was Matthias voorzitter van de vergadering. Hij kon de orde niet handhaven en stapte op. Van het gebeurde is een notariële akte opgemaakt, ondertekend door 6 predikanten, waaronder broer Wilhelmus Peijpers. Wel of niet een frans woord in een verslag kunnen schrijven, was ook reden om bij de notaris een getuigenis af te leggen. Dat (mede gezien de tarieven) zou nu toch echt geen aanleiding meer zijn, om naar de notaris te stappen. Dat was het dus in 1711 wél en dan dateerde het voorval nog van een jaar eerder!

Tien jaar heeft Matthias (in) Son en Breugel gediend. In april 1715 werd hij beroepen naar en op 26 mei 1715 bevestigd te Dussen. Hij deed daar zijn intrede met de tekst uit II Corinthiers, III:6. Zijn nieuwe standplaats was weliswaar nog een brabantse, maar uit de buurt (van familie) was hij wel. Matthias telde zijn lidmaten in 1715 en hij kwam tot het aantal van 134. Van wat hij verder in Dussen heeft ondernomen, naast prediken, dopen of doopgetuige zijn, is schrijfster dezes niet bekend. Wel, dat er tenminste één persoon uit haar kwartierstaat tot de gedoopten behoorde. "It's a small world after all" doet zeker opgeld, ook, of juist  in de genealogie.

In Dussen werd nog dochter Alida geboren. Zij werd gedoopt op 14 maart 1717. Ze is in juli 1743 naar 's-Gravenhage getogen, alwaar ze in november 1743 trouwde met boekhandelaar Johannes van Balen. Het echtpaar had kinderen en verder nageslacht.

En toen kwam er in 1719 nog een beroeping. "Na voorgaande acte van collatie van hare hoogheid de Princesse Douarière van Vrieslant" werd Matthias op 1 januari 1720 bevestigd te Eindhoven, Stratum en Strijp.  En weer was het: "ds. Peijpers ingezegend door ds. Peijpers". Nu echter was het broer Wilhelmus, die zijn oudere broer te Eindhoven inzegende.

In donkere tint weergegeven, een tekening van de middeleeuwse  Catharinakerk te Eindhoven en daaroverheen de tekening van de in 1867 nieuwgebouwde kerk, op de locatie van de oude.

De oude kerk -waarin Matthias predikte- was 50 meter lang en naar het oosten georiënteerd.

In het lidmatenregister werden niet alleen Matthias en Amarentia ingeschreven. Ze hadden een dienstmaagd genaamd Elisabeth Westerholt en ook zwager/broer Louis Gualtheri woonde bij hen. De kinderen hadden toen nog geen belijdenis gedaan. Op Theodorus Petrus en Johannes na, deden ze dat in de loop der jaren wel te Eindhoven.

In februari 1720 zat Matthias weer bij de notaris. Hij was getuige van het feit dat Jan Cantelbergh, gewezen collectionneur (1714 t/m 1716) der verpondingen van de Heerlijkheid Woensel, de verantwoording van de inningen aan de wethouders van Woensel, bij machtiging, overdeed aan zijn zwager Jan van Ceulen.

Nog op 15 maart 1720 werd een dochtertje, Maria Margarita, geboren, dat twee dagen later door haar vader werd gedoopt. Ze bleef in Eindhoven wonen, werd maar net 55 jaar oud en overleed er ongehuwd en kinderloos.

Het ging met Matthias in de loop van 1720 niet goed. Hij werd ziek en naar bleek, was het een uitterende ziekte. Exact een jaar na zijn inzegening, predikte hij op Nieuwjaarsdag 1721 voor het laatst. Lucas II, de lofzang van Simeon werd "met veele zwakheit verhandeld". Matthias stierf begin juni 1721. Op de zesde van die maand werd  9 gulden, 14 stuivers betaald voor "het beste kleet". Op 07-06-1721 is hij te Eindhoven begraven. Zijn lijkrede (gebaseerd op Prediker VII:2) werd gehouden op 13 juni 1721. Ds. Johannes Hazeu, predikant van Veldhoven en Blaerthem heeft die gehouden.

Ega Amarentia bleef met veel jonge kinderen achter. Henricus Jacobus werd in december 1721 (kosteloos) ingeschreven aan de universiteit van Leiden en ging theologie studeren. Hij volgde dus zijn vaders roeping. Theodorus Petrus werd -denkelijk- naar de familie Gualtheri gestuurd. Hij werd opgeleid als "administrateur". Hij werd drossaard, provoost en secretaris. Johan werd uiteindelijk kapitein-luitenant der artillerie. Op Alida na, bleven de dochters ongehuwd en te Eindhoven wonen. Vermoedelijk eerst nog bij moeder. Later huurden ze gezamenlijk woonruimte in de Vrijstraat. Daarna werd een huis, erf en hof genaamd "de Halve Maan" (gelegen voor de Regtestraat en achter het Genderstraatje) gehuurd, dat na een aantal jaren werd gekocht door broer Theodorus Petrus. Toen oudste dochter Catharina alleen overbleef werd het pand weer verkocht. Matthias' vrouw overleefde haar echtgenoot maar 5 jaar. Voor Amarentia (juffrouw Pijpers) werd op 26 december 1727 ook 9 gulden, 14 stuivers betaald voor "het beste kleet".

 

De (huidige) namen van de kerken waar Matthias heeft gestaan:

Beja S. Peijpers,  Eindhoven, april 2006.                                                                                                                  

 

Bronnen:

terug naar genealogie