Wilhelmus Peijpers (1679-1748)
Op 22-10-1679 werd Willem, als zoon van burger Johan Piper en Catrina zijn vrouw, als dopeling in het gereformeerde register van Orsoy (D) ingeschreven. Doopgetuigen zijn er niet geweest, of ze zijn niet vermeld. Willem was (voorzover bekend) het negende en jongste kind van dit echtpaar. Vader Johan, koopman en ook burgemeester, stierf in de periode na de geboorte van Willem en vóór juni 1689. Willem was dus al jong halfwees. In latere jaren werd hij als Wilhelm(us) opgetekend en ook zelf schreef hij zijn voornaam als Wilhelm(us).
"En we noemen hem Wilhelm"
Van zijn oudere broer Matthias en van Wilhelm zijn stukken bewaard gebleven, die ze zelf schreven e/o ondertekenden. Beiden werden predikant en beiden waren consequent in de spelling van hun familienaam; Peijpers met een nederlandse (gesloten) ij. Hun nageslacht deed dat -zo goed als altijd- evenzo. Alleen hun oom Wilhelmus (ca 1650-1724), die van Orsoy naar 's-Gravenhage trok en er kleermaker werd, tekende in het haagse met Willem Pijper.
Wilhelm (be)leefde zijn jongste jaren in Orsoy, waar zijn familieleden er beroepen als koopman (in stoffen), nederduits gereformeerd predikant en militair hadden. Het stadje aan de Rijn, nabij Moers, was eind 1632 door de hollanders op de spanjaarden veroverd. Daarmee werd het gereformeerde geloof weer ingevoerd, dat al eerder door een meerderheid van de inwoners werd aangehangen. Vervolgens werd het katholisisme ruim 40 jaar verboden. In 1672 vielen de fransen binnen. Zij verdreven de hollanders weer en kort daarop was "geloofsvrijheid" een feit. Orsoy was een vestingstad, waar in de tijd van de hollanders, gemiddeld 10 compagnieën gestationneerd waren, daarvan tenminste 1 "bereden" (te paard). In 1671-1672 waren er zelfs 11 compagnieën te voet en 4 bereden in de stad. Een compagnie bestond uit zo'n 60 man, dus was er doorgaans een troepensterkte van 600 tot wel 900 man. Inwoneraantallen uit díe tijd zijn niet bekend. Wel uit 1722, het jaar waarin er sprake was van zo'n "kleine" 1000 mensen. Maar toen waren Wilhelm en ook Matthias er allang weg. Ze kwamen daar alleen nog voor familiebezoek en om (o.a.) als doopgetuige op te treden. Zussen van hen woonden nog wel in het stadje.
Orsoy met slot en tol rond 1674
|
Kopergravure van Gaspar Bouttats, naar een tekening van Johannes Peeters
Moeder Catharina Neomagus stamde uit een predikantengeslacht. Voorvaderen Neomagus, maar ook die van haar moederskant Moll en van grootmoederskant Eilbracht predikten het gereformeerde geloof. Een broer en een aantal neven en achterneven volgden hun voorbeeld. Niet zó vreemd dus, dat twee van haar zonen eveneens voor de kansel kozen.
Wilhelm werd al op jonge leeftijd naar zijn zwager (ds. Johannes Neomagus in Hooge en Lage Mierde) gestuurd, om er vreemde talen en theologie te studeren. Vervolgens werd hij op 30 april 1698 ingeschreven aan de universiteit van Duisburg, bij W.C. Icto. Theologie werd zijn studierichting. Hij kreeg o.a. les van de beroemde hoogleraar Henricus Hulsius. In 1704 keerde hij terug naar Brabant. In april van dat jaar werd hij te Eindhoven geëxamineerd. Zijn zwager en zuster hadden -met hun kinderen- Brabant inmiddels (in 1702) verlaten. Door een standplaatsruil met een collega kwamen zij terug in hun oorsprongsgebied en wel in Baerl, buurgemeente van Orsoy. Alleen was Wilhelm echter niet in het brabantse. Broer Matthias predikte al te Leende en oom Theodorus Neomagus zorgde (na Dieden en vervolgens Bergeijk, Riethoven en Westerhoven) sinds 1693 voor zijn geloofsgenoten in Eersel, Steensel en Duizel. In deze laatste gemeenten volgde Theodorus Neomagus zijn schoonvader Bernardus Waterbeek op.
Na zijn examen te Eindhoven werd Wilhelm tot proponent aangenomen. Wat hij in de eerste jaren erna deed, is niet duidelijk geworden. Vermoedelijk assisteerde hij e/o nam waar in de regio.
Naar vermelding in een historisch boek over Valkenswaard zou Wilhelm in de herberg van Maria Cantzlaer, aan het Kleinmarktplein, in 1711 officieel benoemd zijn tot predikant van Valkenswaard en Dommelen. Hij huurde er een huis in de "Reghtestraat" van doctor Johan Bijnen. Er is echter ook een vermelding van "wonen" in de Bakkerstraat, in de periode van 1709 t/m 1716. Uit andere (betrouwbaarder) bronnen bleek, dat Wilhelm al in augustus 1709 beroepen werd tot predikant van Valkenswaard en Dommelen. Op 14 oktober aansluitend werd hij daar door zijn broer Matthias Peijpers ingezegend. Hij was toen een 30-jarige vrijgezel. Pas vierenhalf jaar later, op 6 mei 1714 trad Wilhelm -te Eersel- in het huwelijk. Zijn bruid was zijn 18-jarige nichtje Maria Neomagus, dochter van ds. Theodorus Neomagus en Aemilia Waterbeek.
Uit het kerkboek van Eersel dat in 1717 door Wilhelm werd aangelegd:
"1695 den 2 November sijnde donderdagh de klocke vier ure naar de middagh is geboren de dogter van de Heer Theodorus Neomagus pred(ica)nt tot Eersel genaamt Maria ende gedoopt den 6 dito. Welke dogter Maria 1714 den 6 Meij is getrouwt met d(omin)o Wilhelmus Peijpers als dan pred(ica)nt tot Valkenswerd en(de) Dommelen ende verplaatst tot predicant van Eersel, Duijsel en Steensel in het jaer 1717 den 7 November."
In april 1715 doopte hij hun eerste kind, een zoon, Jan genaamd. Hij schreef de doop in het kerkboek van Valkenswaard, maar maakte er in dat van Eersel, Steensel en Duizel (toen hij daar zijn ambtstermijn begon) ook nog eens melding van. Jan werd lidmaat te Eersel in 1733. Hij vertrok naar Boxtel in 1734, ging vandaar -hetzelfde jaar nog- naar Hilvarenbeek en verbleef in 1739 enige tijd te Lommel. In mei 1740 zette hij te Bladel als testis (getuige) een hele fraaie handtekening onder een schuldbekentenis van Elisabeth Fabri-Feunt aan haar zoon Willem. Wat Jan in die jaren beroepsmatig deed, kon niet worden achterhaald. Hij verliet Brabant en trok naar Orsoy, geboortestad van zijn vader. Daar toonde hij een "aardje naar zijn vaêrtje", want hij trouwde er in 1742 met zijn nicht Maria Margaretha Peijpers. Zij was elf jaar ouder dan hij. Jan werd winkelier te Orsoy. Het echtpaar kreeg twee dochters, die allebei jong gestorven zijn. Jan stierf te Orsoy in 1776, zijn ega in 1781. Hun nalatenschap ging grotendeels naar Jan's nichtje Robbertina Peijpers, tweede dochter van zijn broer Hendrick.
Als tweede kind van Wilhelm en Maria werd Emilia gedoopt. Dat was te Valkenswaard in mei 1717. Ook haar doop werd in het kerkboek van Valkenswaard en dat van Eersel opgetekend. Lidmate werd ze te Eersel in 1736. Emilia bleek krankzinnig (geworden). Zij is na de dood van haar vader opgenomen in het "sinnelooshuijs Reinier van Arkel" te 's-Hertogenbosch. Ze werd er voor de rest van haar leven opgenomen, tenzij ze zou genezen. Naast kosten voor een bed met toebehoren en rechten werd een eenmalige som van duizend Carolusgulden betaald. Emilia genas niet en werd niet oud. Op 35-jarige leeftijd stierf ze, nadat ze bijna vier jaar in het tehuis had doorgebracht, in juli 1752.
Tezamen met Herman Kuijpers was Wilhelm in 1716 kandidaat voor Son en Breugel, de gemeente waar Wilhelms broer net vertrokken was. Kuijpers kwam er terecht en Wilhelm bleef te Valkenswaard. Maar in september 1717 werd Wilhelm beroepen en op 07-11-1717 bevestigd te Eersel, Steensel en Duizel. Hij volgde zijn schoonvader op, die in 1716 overleden was. Sinds 1654 werden deze standplaatsen dus "bediend" door predikanten uit opeenvolgende familiaire lijn. Vanaf dat Wilhelm bevestigd was te Eersel, Steensel en Duizel, hield hij consequent een kerkboek bij. Dopen, huwelijken, lidmaten werden allemaal ingeschreven. Zelfs hetgeen hij vond, door zijn schoonvader op stukjes papier aangetekend ("niet well bewaerbaer"), nam hij over in het register. Daarnaast noteerde hij de dopen van Theodorus' eigen kinderen en zijn huwelijk met Maria Neomagus, één van die kinderen en dus zijn nicht.
Sint Willibrordus te Eersel |
Uit het huwelijk van Wilhelm en Maria zijn te Eersel nog zeven kinderen geboren. In oktober 1720 doopte Wilhelm zijn zoon Theodorus. De jongen stierf enkele dagen na zijn twaalfde verjaardag. In mei 1723 doopte hij vervolgens zoon Hendricus, waarover elders op deze homepage meer geschreven is. Dan volgde in oktober 1725 zoon Bernardus, die nog geen twee maanden oud werd. Dochter Catharina werd gedoopt in maart 1727. Ze werd in 1747 lidmate te Eersel, vertrok in 1751 (met zusje) naar 's-Hertogenbosch en liet zich in 1761 uitschrijven naar Geffen en Nuland. In 1764 vestigde ze zich in Oss, alwaar ze in juni van dat jaar was getrouwd met Popeus Wouter van Noorda. Ze kregen een zoon en een dochter. Catharina stierf als weduwe te Oss in 1806. In mei 1730 werd dochter Johanna gedoopt. Ook zij werd lidmate te Eersel (1748) en vertrok naar 's-Hertogenbosch in 1751. Johanna liet zich in 1766 naar Oss overboeken. In 1777 is ze voor korte tijd naar haar vaders geboortestad Orsoy gereisd. Ze verbleef er bij haar oudste broer en schoonzus (tevens nicht). In 1781 liet de laatste haar 200 gulden na. Johanna trouwde niet. Ze overleed te Oss in 1807. In februari 1733 doopte Wilhelm dochter Theodora. Dit meisje werd slechts vijf weken oud. En dan was er in oktober 1734 nog zoon Theodorus Mathias Bernardus. Hij stierf een maand na zijn geboorte. Slechts vier van de negen kinderen werden volwassen en leidden een ogenschijnlijk normaal leven.
*****
In 1728 werd door de Raad van State te Hulsel een schoolmeester, koster en voorzanger aangesteld met de naam Nicolaas Pijpers. Het lag voor de hand te denken, dat deze Nicolaas wellicht een (ver) familielid van de "gebroeders dominee" was. Onderzoek heeft niet aangetoond, dat die gedachte juist was. Nicolaas was geboortig van Maastricht. Zijn vader was ene Hendrik, maar die bleek niet aansluitbaar bij de Peijpers' van Matthias en Wilhelm. De schoolmeester vertrok in 1729 naar Borgharen, trouwde daar en kreeg een aantal kinderen. Frappant is wel, dat zijn nageslacht leefde in dezelfde regio als waar Matthias en Wilhelm werkten. Zoon Hendrik van Nicolaas werd schoolmeester te Leende. Een zus en een dochter trouwden eveneens schoolmeesters in dezelfde streek.
Zeker in het roomse Brabant waren de kleine groepen gereformeerden niet populair. Er is sprake geweest van vele pesterijen, tegenwerkingen en zelfs ook van overvallen. Van zulke voorvallen zijn nogal eens getuigenissen opgemaakt bij notarissen. En ook onderling waren de gereformeerden niet altijd even "lief" voor elkaar. Van menige onenigheid e/o beschuldiging werd een notariële akte opgemaakt. Wilhelms naam komt menig keer voor in dat soort stukken. Gemengd met de optredens als gast- of plaatsvervangend predikant heeft dat geleid tot de volgende "bloemlezing" van bezigheden van dominee Wilhelm (voorzover diverse bronnen zijn nagezien): bijwonen van Classis-vergaderingen, waarbij hij regelmatig als scriba (schrijver) optrad; getuigenis m.b.t. het niet handhaven van de orde door (broer) Matthias, bij zo'n vergadering te Eindhoven in 1710; een reis naar 's-Gravenhage in 1716, om als vertegenwoordiger van zwager Samuel Neomagus, predikant van Vessem, op te treden; het dopen van kinderen te Bergeijk, Lommel en Oerle in de periode 1710 t/m 1744; het inzegenen van broer Matthias als predikant van Eindhoven, Stratum en Strijp in 1720; een reis naar geboortestad Orsoy in 1722, om doopgetuige te zijn bij een kleinkind van wijlen zus Geertruijt Meuleman-Peijpers; met zwager Samuel Neomagus getuigen bij de opmaak van een testament te Bladel in 1723; het bemiddelen bij en het bijleggen van een geschil tussen dominee Petrus Waterbeek (oom, zus van moeder), predikant van Hapert, Bladel en Reusel en twee ouderlingen in 1726 en in 1734 het getuigen bij een verklaring over een verzoening van diezelfde oom met dominee Laets; in 1730 getuigen bij de geschillen tussen de weduwe van dominee Hermanus Hermanni van Oerle en zijn opvolger Henricus de Jongh; getuigen te Eersel bij een appèl op een vonnis in 1740 en in 1741 getuige zijn bij het opstellen van huwelijkse voorwaarden te Eersel van de gerechtsbode van Hoogeloon en Casteren en de dochter van de schoolmeester van Steensel. Ook zegende hij in juli 1744 te Bergeijk dominee Adriaan Slingsbie in.
Uitgaand van de beschrijvingen van Eersel, Steensel en Duizel in 1748 (gepubliceerd bij de necrologie van Wilhelm Peijpers), moet een aantal van de bovengenoemde aktiviteiten "een ware onderneming" zijn geweest! Eersel: "drie uren Zuidtwestelyk van Eindhoven en ruim zeven uren van 's Hartogenbosch, met Duizel en Steenzel één Dingbank met zeven Schepenen uitmakend, vermaard door agt Jaarmarkten, die nog al vry veel toeloop hebben; ten Zuid-Oosten van 't dorp de Kerk, waarvan in 1709 het Dak t' enemaal instortte, door een val van den Toren, omver gewaaid door een geweldigen stormwind". Eersel werd "begroot" op 186 huizen. "Duizel, de Combinaatsie", waar om de drie of vier weken gepredikt werd, lag op een half uur noordelijk van de Eerselse kerk. Er waren "Plavuize- en Pannebakkerye" en het bestond uit circa 46 huizen. Steensel was de tweede combinatie, middelpunt van het Kempenland. Er werd niet gepredikt in het dorp van ongeveer 50 huizen, hoewel er wel een -veel te grote- kerk was. Het lag zo'n drie kwartier oostwaarts van Eersel.
Maria Peijpers-Neomagus had blijkbaar geërfd van haar vader. Die kocht in juli 1682 de pastorie van Riethoven. Bij de inval van de fransen in 1688 is die in vlam gezet en tot de grond toe afgebrand. De privéspullen, maar ook de kerkboeken zijn alle verloren gegaan. Nog een tweede keer gebeurde dat en wel in 1694 in Eersel en Duizel. Wederom verloor Theodorus Neomagus al zijn bezittingen. De grond in Riethoven, waarop de pastorie had gestaan, werd in 1720 door Maria verkocht.
Het was gebruik dat in de "Boekzaal der Geleerde Wereld" een korte levensbeschrijving werd gepubliceerd, na het overlijden van een bekend e/o geleerd persoon. Ook over Wilhelm werd iets geschreven. Met name dat hij zwaar beproefd was door de langdurige bedlegerigheid van zijn vrouw en de krankzinnigheid van zijn oudste dochter. Hijzelf overleed in februari 1748 aan een uitdrogende ziekte (borstkwaal). Er werd nog een jaar gepredikt ten bate van de weduwe en haar kinderen. Maria zag zich na de dood van Wilhelm genoodzaakt, haar krankzinnige dochter op te laten nemen. Zij diende het verzoek in tot opname in het "Reinier van Arkel" in 's-Hertogenbosch. Ze overleefde haar man nog twintig jaar. Mogelijk was ze bij een dochter, toen ze in juni 1768 te Oss overleed. Haar lichaam werd op 18 juni getransporteerd van Oss naar Geffen, alwaar ze die dag werd begraven.
Alle in leven zijnde Peijpers' / Peypers' die in het bestand "Peijpers" elders op de homepage te vinden zijn, stammen af van deze ds. Wilhelm. De rechte lijn bestaat uit zijn zoon Hendrik (1723-1800), zijn kleinzoon Wilhelmus (1756-1818), zijn achterkleinzoon Arij (1804-1833) en diens enig in leven gebleven zoon Wilhelmus Nicolaas (1828-1895). Voorzover bekend zijn alle zijtakken uitgestorven.
Beja Peijpers, Eindhoven, april 2005.
Bronnen: