Jacobus Wilhelmus Gerardus Peijpers (1909-1964)
-mijn vader-
|
Herinneringen aan mijn vader
Het 'verhaal' over mijn vader ziet er iets
anders uit dan de andere verhalen over mijn voorouders op deze website.
Simpelweg omdat ik mijn vader heb gekend, zij het veel te kort! Hij stierf toen
ik vijftien jaar was. Oud genoeg om herinneringen aan hem te hebben, te jong om veel
met hem meegemaakt/gedeeld te hebben...
Zoals voor elk kind geldt, is er uit de eerste vier levensjaren weinig tot geen
herinnering. Ik vorm geen uitzondering! Er zijn slechts enkele flarden. Niets
uit mijn eerste -Haagse- jaar. Evenmin van de verhuizing naar
Noord-Holland in april 1950. De oudste herinneringen stammen wel uit de tijd
daarna, op ons eerste adres in de stad (toen nog) bekend om de aardbeien...
We woonden in Beverwijk, in de Zeestraat (de weg naar Wijk aan Zee), in een
eengezinswoning, met een hondje Robbie en een kat Peter. Robbie werd op straat aangereden door een motorrijder en heeft het niet lang meer gemaakt.
Peter overleefde een verhuizing en een val van drie hoog naar beneden, maar hij
hield er iets aan over en leefde daarna niet lang meer.
Mijn vader
heeft zich -na rijp beraad- af laten keuren bij de Koninklijke Marine en heeft
vervolgens (in 1950) een baan aangenomen bij de medische dienst van Van Gelder
Zonen (papierfabriek) te Velsen-Noord. Ik was welgeteld ruim een jaar oud, toen
we vanuit Den Haag in Beverwijk belandden. Mijn vader werd lekencontroleur. Als
verpleger bij de Marine (tegenwoordig verpleegkundige) had hij een schat aan
ervaring opgedaan en dat was precies wat hij nodig had voor zijn nieuwe baan.
Hij moest werknemers controleren die zich ziek hadden gemeld, of die al langer
ziek waren en over hen rapporteren/adviseren m.b.t. hun arbeids(on)geschiktheid.
Die werknemers woonden verspreid in Noord-Holland en dus moest pappa de
hele provincie door voor zijn werk.
's-Gravenhage 1949 |
Beverwijk, Zeestraat (233) 1951 |
Wijk aan Zee, met buurjongen, oudste dochter
met
vriend, ega's zus met man en dochter en (klein blondje) ik. 1951 |
Mijn beide ouders waren eerder gehuwd
geweest, alvorens zij met elkaar 'in zee' gingen. Alleen mijn vader had kinderen.
Twee dochters, die beduidend ouder waren dan ik. De oudste wilde graag bij/in de
buurt van haar vader zijn en volgde hem, eerst naar het Haagse, later naar
Beverwijk. De jongste is kort in Beverwijk geweest, maar keerde terug naar haar
moeder in Vlissingen. Van dit alles heb ik niets bewust meegekregen. Ik was vier
toen mijn oudste halfzus in Beverwijk trouwde. Ik was erbij, getuige foto's,
maar ik weet er niets meer van! Enkele weken eerder trouwde de jongere zus in
Vlissingen. Of mijn vader daar -in detail- vanaf wist, weet ik niet. Met haar
was geen contact meer.
Ik wist van hun bestaan, maar begreep niet wat het inhield. De zussen werden door mij
dan ook
steevast 'halve zusters' genoemd! Er is met de oudste nog onenigheid geweest, waardoor
zij niet meer bij ons over de vloer kwam. Pas enkele jaren later werd dat
contact weer hersteld. Toen zal ik inmiddels een jaar of zeven, acht geweest
zijn. Er waren in die jaren van afwezigheid wel twee kleinzonen van mijn vader
geboren. Het gezin was daarna in IJmuiden gaan wonen. Er kwam een dochtertje bij in
december 1958. Kraambezoek daarvoor, kan ik me nog wel herinneren. Dat ook de
andere zus inmiddels kinderen had, is ongetwijfeld door de oudste verteld, maar
(voorzover mij bekend) is dat als kennisgeving aangenomen.
Toen mijn vader bij Van Gelder Zonen begon, kreeg hij een motor om
de bezoeken af te leggen. Hij droeg toen zo'n zware, leren gordel om zijn rug te
beschermen. Naar mijn moeder vertelde, lag ik in mijn jongste jaren vaak heel
lang wakker, maar was ik ook erg rustig. Wel heb ik mij als klein kind -in mijn ledikantje, waarop de
gordel over het voeteneind hing- zelf ingesnoerd in die gordel. Ze troffen me er
vredig slapend in aan!
Later kreeg pappa
een scooter, waar ik mij nog wél iets van herinner. Ik mocht weleens een klein
ritje 'voorop staan'. Vervolgens kwam er een auto voor het werk! Een Citroën 2
CV, ofwel een lelijke eend! Daarvan herinner ik me veel meer! Ik mocht als lagere
schoolleerlinge wel mee, bijvoorbeeld als ik vakantie had en dan toerde ik met mijn vader
door de provincie. Een favoriet spelletje onderweg was 'plaatsnamen'. Had ik net
wat landelijk topografische kennis opgedaan, wist hij me altijd te verslaan met
een schat aan plaatsnamen uit de provincie...
Hier en daar mocht ik bij mensen wel mee naar binnen. Pas veel later heb ik me
gerealiseerd, dat mijn vader altijd een warm onthaal kreeg, gewaardeerd werd
en nooit onheus bejegend werd. Naast kennis van zaken hebben, vond hij blijkbaar
ook de juiste toon.
|
|
Zeestraat ca 1950 |
Beverwijk 1956 |
We verhuisden! Mijn moeder zag het helemaal zitten in 'alles gelijkvloers' en dat werd het dus in 1955. Een flatje bij het Kuenenplein, maar wel drie hoog! Uiteraard zonder lift. Mijn vader vond het allemaal prima. Als hij thuiskwam van zijn werk, dan zat hij graag in een gemakkelijke stoel voor het raam. Hij keek, was tevreden en -voorzover ik mij herinner- niet zo spraakzaam, niet uit zichzelf in ieder geval. Veel hobby's had hij niet, maar er was wel een aquarium waar hij goed voor zorgde. Menig keer ben ik met hem naar kasteel Akersloot geweest, om watervlooien uit de slotgracht te scheppen voor de visjes. En hij verzamelde postzegels. "Nederland en overzeese gebiedsdelen". Daar had hij albums voor met blanco bladen. Met oost-indische inkt, een lineaal en een trekpen tekende hij vakjes, waarin de zegels werden geplakt, nog met plakkertjes.
In vrije tijd mocht de auto ook wel worden gebruikt voor familiebezoek. Incidenteel reden we naar mijn vaders oudste broer in Den Haag (met zijn oudere broer in Vlissingen was geen contact). Iets vaker naar mijn moeders oudste zus, die ook in Den Haag woonde en verder met grotere regelmaat naar een andere zus van mijn moeder in Dordrecht. Soms ging een privérit in combinatie met werk. Dat was naar Amsterdam, waar nog een tante van pappa woonde (Mina, zus van zijn jong overleden moeder).
Tante Mina (W.J.) Ester-Steenweg 1876-1967 foto circa 1964 |
Op haar was hij erg gesteld en zij op hem. Ze had zich in zijn jongste jaren min of meer over hem ontfermd. Naar mij later bleek, is mijn vader vernoemd naar de echtgenoot van die tante. Tante Mina woonde in de Kinkerbuurt, vier hoog 'boven' op een hoek, dus (smalle) trappen op! Ze had schuiframen en een schoenendoos met oude ansichtkaarten. Daar mocht ik altijd in kijken en omdat ik (ook) postzegels spaarde, mocht ik enkele kaarten uitzoeken om mee te nemen, voor de zegels. Ze had -via een zolder/lege ruimte- een verbindingsdeur naar de woning op vier hoog om de hoek. Daar woonde haar broer Herman, dus een oom van mijn vader. Overigens: mijn moeder -die iets had met bijnamen- noemde mijn vader altijd Beer, maar zijn roepnaam was Jaap. Díe werd uitsluitend gebezigd door zíjn familie. In die van mijn moeder was het bij allemaal Beer/oom Beer!
Pappa deed zijn werk en als hij thuiskwam, was er zijn stoel voor het raam... Afwisseling was er, als mijn ouders weleens een avondje met buren organiseerden. Met een drankje en een dansje. Mijn moeder was 'fan' van allerlei nieuwigheden. Zo hadden we als een der eersten in de straat televisie bij ons thuis. Er was een 'pick-up'-meubel en later kwam er een bandrecorder. De kinderen uit de straat zaten rond de tv geschaard, als er een kinderprogramma was. Ik speelde dan meestal buiten, want ik vond veel van die programma's eng! Maar als er een avondje voor de volwassenen werd gehouden, was ik van de partij! Dan mocht ik platen draaien (78 toeren!). Na wat borreltjes, moest er steevast "Aan de voet van die ouwe Wester" op! Pappa was geboren Amsterdammer en had uit zíjn jongste jaren herinneringen aan (nu) de Oude Pijp en de Kinkerbuurt. Dat die plaat/dat nummer hem veel deed, besefte ik wel.
|
Peijpers-party, jaren '50 |
Uit de jaren in de flat in de Grebbestraat herinner ik me ook
de zomerse fietstochtjes naar Wijk aan Zee nog. Dan gingen we daar een ijsje
eten, bij Gerritse! Ik mocht dan bij mijn vader voorop de stang zitten. Dat was
niet altijd een pretje, maar het hád iets! Toen ik groter werd en een eigen
fiets had, moest ik uiteraard zelf trappen. In de tien jaar dat we in de
Grebbestraat woonden,
maakten we wel autotochtjes, vooral in de provincie. Soms met ons bezoekende
familieleden en ook met een bevriend buren-echtpaar. Maar pappa was het liefste
thuis en vond het prima dat mamma enthousiast was over van alles en nog wat,
met name over nieuwe (electronische) apparaten. Ze was vaste klant bij een witgoedspecialist,
annex radio- en tv-zaak en dus
hadden we vaak als eersten nieuwe apparaten in huis!
Zorgzaam was mijn vader altijd. Voor mijn moeder, die jaarlijks een
maandje aanvallen van migraine moest doormaken en zeker ook voor mij. Op het
medische vlak zorgde hij voor adequate middelen ter preventie of bestrijding van
allerlei. Hij stelde wel diagnoses (voor zichzelf), maar ging nooit 'op de stoel van
een arts zitten'. Zijn kennis en daarmee het onderkennen van ziektes heeft mij
(meer dan eens) weken ziekteduur gescheeld. Maar ook met meer sociale zaken was
hij zorgzaam. Hij bracht en haalde me wekelijks naar en van het station, vanwaar
er met de bus naar Velsen-Zuid werd gegaan om zwemles te krijgen. Hij leerde me
schaatsen. Toen ik lid werd van een wandelclub, werd ik -bij tochten buiten
Beverwijk- gebracht en werd er op me gewacht. Meestal gingen dan mijn beide
ouders mee en zij verbleven dan in een gezellige uitspanning. En huiswerk
overhoren deed hij ook. Hij hoopte er heel erg op, dat ik mijn kans op een
goede opleiding zou (kunnen) benutten.
Nadat het contact met zijn oudste dochter en haar gezin was hersteld, ging mijn
vader er wel koffiedrinken als hij voor zijn werk in hun buurt moest zijn. Naar
zeggen heeft hij daar wel wat over 'vroeger' gesproken. Thuis kwam dat niet echt
ter sprake. Mijn moeder wist er niet veel van, alleen wat hoofdlijnen. Blijkbaar
hebben allebei mijn ouders hun verleden achter zich willen laten en zich
tevreden gesteld met wat ze samen opnieuw opbouwden.
Slechts één keer zijn we naar Leiden gereden om een oud-marinemaat van pappa te
bezoeken. Ik was toen een jaar of zeven, acht. Dat was eveneens een verpleger, iemand met wie hij de
opleiding had doorlopen en die hem -zo is gebleken- te Soerabaja in Nederlands-Indië op
08-11-1941 aflostte op
Hr. Ms. Soemba. En... hij heette ook Pijpers (maar dan zonder e voor
de ij). Onderweg werd me verteld dat we naar een oud-collega van pap gingen en
dat er destijds bij de Marine sprake was van de droge en de natte P(e)ijpers.
Mijn vader was de droge en mij werd uitgelegd dat die benamingen op drankgebruik
duidden. Naast de naamsovereenkomst
was er nog een parallel. Beide mannen vertrokken gehuwd naar de oost en hadden
kinderen. Toen ze na WO II terugkwamen, troffen ze hun ega aan met een kind van
een ander. Beiden zijn gescheiden, hertrouwd en kregen nog een kind uit tweede
huwelijk. In de 90-er jaren heb ik bij toeval twee zonen van de andere Pijpers
ontmoet en sindsdien was er met één van hen vriendschap.
Grote Hout- of Koningsweg, Velsen-Noord, 1964 |
In 1962 werd mijn vader ziek. Hij kreeg hartklachten en was wekenlang thuis om te rusten. Daarna ging het wel weer, maar in overleg werd besloten dat hij voortaan geen bezoeken meer zou afleggen en hij ging toen aan de slag als algemeen assistent in het pand van de bedrijfsgeneeskundige dienst te Velsen-Noord. Er kwam een tweede periode met hartklachten en weer was hij een aantal weken thuis. In de zomer van 1964 gaf hij plotseling bloed op en liet de huisarts bellen. Het werd ziekenhuisopname en een operatie, maar die bleek te laat. Maag en lever waren aangetast door kanker. Binnen een maand stierf hij, pas 55 jaar oud. Later vernamen we dat er met zijn hart niets mis was. Dat bleek juist sterk!
In het (bij)gebouw rechts heeft
mijn vader gelegen en daar is hij ook gestorven |
"Feiten" mij verteld door mijn
moeder
Pappa was heel jong toen zijn moeder
stierf. Hij had twee oudere broers. Er was ook een zusje Anna geweest, dat maar
een paar jaar geleefd had. Pap belandde in een weeshuis en ging daar op zijn 16e
uit, naar de Marine, om "centjes" te verdienen voor zijn vader. Hij trouwde
een jongere zus van zijn schoonzus uit en in Vlissingen. Twee dochters zijn uit dat
huwelijk geboren. Hij ging eind 1938 naar 'de oost' en was in Nederlands(ch)-Indië toen de oorlog in
die regio uitbrak. Terug naar Nederland
kon niet. Australië (Fremantle) werd tijdelijk de
thuishaven. Van daaruit werden o.a. akties ondernomen in de Javazee. Ook nam hij
deel aan de evacuatie van Timor, eind 1942. Zijn schip was de 'Tjerk Hiddes'. Mijn vader heeft mijn moeder wel verteld, dat als hij niet
getrouwd was geweest, hij zich in Australië zou hebben gevestigd...
Eenmaal vanuit Australië teruggekeerd naar Engeland, bleek hij TBC te hebben en werd hij daar
opgenomen om te kuren. Daarna (terug in
Nederland, in augustus 1945), werd hij geplaatst bij de Alexanderkazerne te
's-Gravenhage. Hij moest echter nakuren en is opnieuw in een sanatorium beland,
in Renkum, waar hij nog een
jaar heeft gelegen. Zijn vrouw had er vóór zijn terugkeer in 1945 een kind bij gekregen en dat
accepteerde hij niet. In de tijd dat hij te Renkum verbleef, is hij gescheiden.
Eenmaal terug in Den Haag, heeft hij mijn moeder ontmoet (ook gescheiden, maar zonder
kinderen). In 1948 zijn ze er getrouwd.
Tijdens de kuurperiode te Renkum ontmoette pappa iemand die bij Van Gelder Zonen,
papierfabrieken, werkte. Die heeft hem geadviseerd om contact op te nemen bij VGZ,
omdat de medische dienst van dat bedrijf wel personeel kon gebruiken. Na ontslag
te Renkum is hij toch naar de Alexanderkazerne teruggekeerd en heeft daar nog
enkele jaren gewerkt. In februari 1950 heeft hij (als sergeant-ziekenverpleger) de Koninklijke Marine verlaten
en is in dienst getreden bij Van Gelder Zonen.
Hij had één foto-album met foto's uit zijn marinetijd. Dat heeft zijn oudste dochter na zijn overlijden gekregen.
|
Feiten met betrekking tot mijn vader, die ik in archieven vond
Geboren te Amsterdam op het adres Albert
Cuijpstraat 184, op 10-02-1909 om
17.30 uur: Jacobus Wilhelmus Gerardus PEIJPERS, zoon van Jacques Wilhelmus
PEIJPERS, loopknecht en van Angenita STEENWEG, echtelieden. Twee ambtenaren
getuigden bij
de aangifte.
Hij was het vijfde kind uit deze relatie. Het eerste (Jacques) werd nog geen
tien maanden oud, maar de volgende twee broertjes (Herman en Jan) en een zusje
(Anna) leefden nog, toen mijn vader (Jaap) werd geboren.
Na hem kwam in februari 1910 nóg een zoontje (Jacques) ter wereld, maar dat stierf al na drie maanden.
Het zusje (Anna) stierf vijf maanden daarna (30-10-1910), nog geen drie jaar oud.
Op 21-01-1911 (exact vier jaar na de geboorte van haar enige dochtertje) stierf moeder Angenita
aan tuberculose.
Zij liet haar ega achter met drie zoontjes van nog geen acht, zesenhalf en bijna
twee jaar oud.
Vader Jacques heeft vermoedelijk geprobeerd een tweede moeder e/o huishoudster
te vinden voor zijn kinderen. Hij hertrouwde te Amsterdam op 30-08-1911 met Alijda
FUNCKE, die aldaar op 24-10-1910 ongehuwd moeder was geworden van een zoon,
genaamd Jan
FUNCKE. Blijkbaar was het huwelijk geen succes, want al in maart 1912 werd de
scheiding van tafel en bed uitgesproken. De drie broertjes PEIJPERS zijn kort
daarna (op 25-05-1912) geplaatst in de Martha-Stichting te Aarlanderveen en
Alphen aan den Rijn. Toen hun vader op 28-06-1916 wederom hertrouwd was, konden
ze een dag later terugkeren naar Amsterdam. Het woonadres werd Albert
Cuijpstraat 117/2.
Alijda FUNCKE was in augusus 1915 al overleden. Haar zoontje werd opgevoed door
zijn oma FUNCKE.
De drie broertjes PEIJPERS verbleven dus
ruim twee jaar in de Martha-Stichting. Hun nieuwe stiefmoeder bleek Janna VAN
OVERSCHOT, in 1876 te Ridderkerk geboren. Ze was niet eerder gehuwd geweest en of ze
met de kinderen overweg kon, is maar de vraag. De oudste -Herman- vertrok, als
vijftienjarige,
in december 1918 naar het leger en belandde bij de vestingartillerie te Naarden.
Ook de twee jongsten vertrokken, ze werden nog in dezelfde maand afgeboekt. Het
woonadres vanwaar ze werden uitgeschreven was inmiddels Haarlemmer Houttuinen 72 I b geworden. Vader (toen
hulpbrievenbesteller) verzette zich niet tegen ontheffing uit de voogdij en zo
werd die overgedragen aan de Vereeniging "Nederlandsch METTRAIJ" te
Eefde, gemeente Gorssel, bij
Zutphen. Ze werden daar 14-01-1919 ingeboekt. Vader Jacques werd wel veroordeeld
tot het betalen van een maandelijkse bijdrage van vierentwintig gulden
aan de Voogdijraad Amsterdam, voor onderhoud en opvoeding van de
jongens.
Aan de jongens heeft het vast niet gelegen, dat ook het derde huwelijk
van vader strandde. De scheiding werd in oktober 1924 uitgesproken en
ingeschreven op 26-03-1925. Maar... vader bleef niet lang alleen! Al op 30-06-1925 ging hij in ondertrouw met de
-eveneeens gescheiden- Adriana Maria BAATSEN,
geboren te 's-Hertogenbosch in 1871. Zij was al vóór het huwelijk zijn
huishoudster. Dat huwelijk was het slechtste niet, maar het duurde nog geen zes
jaar, want op 27-03-1931 stierf vader Jacques Wilhelmus PEIJPERS te Amsterdam, op 53-jarige leeftijd.
Hij was nog wel getuige geweest bij het
huwelijk van zoon Jan, te Vlissingen in juli 1926 (samen met zijn oudste zoon Herman).
In mei 1930 is uit dat huwelijk zijn eerste kleinkind, naar hem vernoemd,
geboren. Het enige voor hij stierf.
Mijn vaders oudste broer Herman maakte inmiddels carrière bij de Koninklijke Landmacht. Hij was er in december 1918 als vrijwillger begonnen. In maart 1931 was hij inmiddels al een aantal jaren wachtmeester bij het 1e Regiment veldartillerie en had kort daarvoor een verbintenis voor onbepaalde tijd getekend. Denkelijk mede reden om te trouwen, hetgeen hij in juni 1931 te Zeist deed. Uit zijn huwelijk met Truus (Geertruida Harmina Antonia) DRIESSEN werden twee zonen geboren in juli 1933 en in december 1934. In november 1946 werd mijn vader -inmiddels ontslagen uit het sanatorium te Renkum- als inwonend bij Herman en gezin geregistreerd. Herman is na WO II (in oktober 1945) bij de Koninklijke Marechaussee terechtgekomen. Hij werd onderscheiden met respectievelijk de zilveren eremedaille verbonden aan de Orde van Oranje-Nassau met de gekruiste zwaarden op 25-05-1948 en met de gouden op 14-04-1956. In april 1959 ging hij met pensioen als adjudant-onderofficier der KMar. Na die tijd heeft hij zich nog verdienstelijk gemaakt als vrijwilliger in het Legermuseum (toen) te Leiden.
Herman (voor 1925). |
Broer Jan, die als veertienjarige in 'de Mettraij' was geplaatst, vertrok daar in juni 1923. Hij had getekend bij de Koninklijke Marine en werd geplaatst op het opleidingsschip voor matrozen, Hr. Ms. Logementschip Schorpioen te Gorinchem. Na de opleiding werd hij gestationeerd te Vlissingen, alwaar hij Lena VAN BEEK leerde kennen. Hij klom op tot matroos 2e klasse in 1925 en vertrok (inmiddels getrouwd met Lena) op 21-09-1926 aan boord van Hr. Ms. Kruiser Sumatra naar Nederlands-Oost-Indië. De reis ging o.a. via New York, Curaçao, San Francisco, Yokohama, Kobe, Shanghai en Nagasaki. Op 1 juni 1927 werd Soerabaja bereikt, alwaar Jan zo'n anderhalf jaar verbleef. Hij vertrok in december 1928 terug naar Nederland met s.s. P.C.Hooft. Een maand later kwam hij aan en werd op Hr. Ms. Wachtschip Vlissingen geplaatst. Een bevordering tot matroos 1e klasse volgde. Daarna nog drie plaatsingen op verschillende schepen, tot hij in juni 1931 weer op het Wachtschip Vlissingen belandde. Hij was inmiddels vader van twee kinderen en drie dagen voor de geboorte van zijn derde kind -op 08-08-1933- werd hem eervol ontslag verleend "wegens ongeschiktheid om in de verkregen kwaliteit te dienen". Helaas is nergens vermeld in welk dienstvak hij actief was. Als burger ging hij aan de slag als scheepsbouwarbeider in Vlissingen. En er kwamen nog twee kinderen bij in zijn gezin.
Ongetwijfeld heeft Jan zijn jongste broertje Jaap geïnspireerd om ook te tekenen bij de Koninklijke Marine. Jaap, mijn vader, was als negenjarige in 'de Mettraij' geplaatst. Hij had in Amsterdam drieënhalf jaar lager onderwijs gevolgd -op de Bilderdijkschool in de Potgieterstraat- toen hij in Gorssel terechtkwam. Aannemelijk is, dat hij daar zijn lagere schooljaren afmaakte en dan dus medio 1922 aan een vervolgopleiding, of in een vak kon beginnen. Hij werd tuinman! Dat staat vermeld in het Bevolkingsregister van Gorssel, van waaruit hij op 03-02-1928 werd overgeboekt naar Vlissingen.
In
zondags Mettray- tenue.
Op de |
Dat hij tuinman was geweest in zijn jongere jaren was een complete verrassing voor zijn nageslacht! Voorzover bekend, heeft hij daar nooit aan gerefereerd. Ook niet, toen ikzelf bij de padvinderij het nodige opstak over bloemen, planten en bomen, die het clubhuis omringden in het duingebied tussen Beverwijk en Wijk aan Zee.
Nog net geen negentien jaar oud tekende mijn vader bij de Koninklijke Marine. Uiteraard niet om muziek te maken, maar het is wél een leuke/aparte foto! |
"De ballen..." |
Maar zodra het mocht, meldde ook Jaap PEIJPERS zich aan bij de Koninklijke Marine. Hij zorgde dus, dat hij erbij kwam! En wel op 1 februari 1928, ruim een week voor zijn negentiende verjaardag, werd hij op Hr. Ms. Wachtschip Vlissingen geplaatst. Broer Jan kon hem niet verwelkomen, want die verbleef nog in de Oost. Bij schoonzus Lena zal hij wel zijn langsgegaan, alwaar hij ongetwijfeld haar zusje Catrien (Catharina Elisabeth) VAN BEEK leerde kennen. Zo'n zestien maanden later ging hij met Hr. Ms. Hertog Hendrik naar de West (de Nederlandse Antillen e.o.), voor een verblijf van ruim drie maanden. Na terugkomst in Nederland volgden enkele plaatsingen van korte duur, tot hij op 16-01-1930 met Hr. Ms. Flottieljevaartuig Arend opnieuw -toen voor anderhalf jaar- naar de West ging. Begin augustus 1931 keerde hij met 'de Arend' terug in Den Helder.
In november 1929 werd
de nieuwe opiumjager Arend als flottieljevaartuig in dienst gesteld bij de Koninklijke Marine. Van 16 januari 1930 tot 4 augustus 1931 fungeerde Hr. Ms. Arend als stationschip in de West. |
Een maand later kwam hij terecht bij de onderzeedienst aldaar. Totdat hij, begin mei 1932, weer op Wachtschip Vlissingen werd geplaatst, had hij tweemaal tewerkstelling bij de dienst conservatie achter de rug, met een onderbreking van vier maanden op de O-11. Dat laatste was niet 'zijn ding', heeft mijn moeder me weleens verteld...
Enkele maanden voordat hij weer in Vlissingen werd
gestationeerd, trouwde hij -als (net) 23-jarige- aldaar op 24-02-1932 met het het
zusje van schoonzus Lena.
Bruid Catrien was kort daarvoor 19 jaar geworden. Helaas was Jaaps vader zo'n elf maanden
daarvoor overleden, dus kon hij geen getuige zijn. Dat was broer Jan. Ook van
Catrien was een broer getuige bij het huwelijk. Den Helder was inmiddels alweer een halfjaartje
Jaaps 'thuishaven'. Catrien werd al heel snel zwanger en op 21-12-1932 kwam
dochter Angenita (vernoemd naar Jaaps jong overleden moeder) te Vlissingen ter
wereld. Jaap PEIJPERS was al per mei 1932 weer gestationeerd te Vlissingen. Op
05-07-1935 werd nóg een dochter -te Vlissingen- geboren. Maria Pieternella
genoemd, naar de moeder van Catrien. Vader Jaap stond sinds april 1935 alweer te
boek als wonend in de Oude Kerkstraat 30 te Den Helder. Moeder en kinderen zijn
(vermoedelijk) later dat jaar pas naar Den Helder verhuisd. Wel was vader zich
gaan specialiseren. Hij werd opgeleid voor de functie ziekenverpleger. Per 1 mei
1935 werd hij ziekenverpleger 1e klasse en exact een jaar later hetzelfde in de
rang van korporaal. Hospitaal, kazerne, wachtschip, alles heette "Willemsoord"
in die jaren. Maar in oktober 1938 moest Jaap vertrekken naar Nederlands(ch)-Oost-Indië! Kort voor zijn vertrek werd een professionele gezinsfoto gemaakt.
Daarvan heb ik slechts een -veel te donkere- kopie, dus geen afbeelding ervan
bij dit verhaal.
Ega Catrien keerde met haar twee dochtertjes (van bijna zes en ruim drie) terug
naar Vlissingen. Op 12-10-1938 werd de reis naar Indië per m.s. Dempo
aangevangen. Een maand later was vader Jaap te Soerabaja en werd hij per 10-11-1938 geplaatst op
Hr. Ms. Soerabaja. Tot 31-12-1941 werkte 'de ziekenpa' nog op twee andere schepen
(op 03-09-1939 gedetacheerd op het voormalig gouvernementsschip Rigel en per 02-09-1940
geplaatst op Hr. Ms. Soemba) en vanaf 08-11-1941 in de Oedjoengkazerne te Soerabaja.
Op oudjaarsdag 1941 vertrok hij uit Indië per m.s. Noordam om (via de U.S.A.)
naar Engeland te reizen. Daar zou hij -met nog 169
andere bemanningsleden- aan boord gaan van het van de Engelsen gekochte schip
'Non Pareil', dat was omgedoopt tot Hr. Ms. Tjerk Hiddes. Op 06-05-1942 werd het
in dienst
gesteld met en door Ltz1 W.J. Kruijs.
Er kwamen nog 47 extra mensen aan boord "i.v.m. de op te dragen oorlogstaak". In
de eerste maanden na de indienststelling werden
anti-onderzeebootbeschermingstaken uitgevoerd in de Britse wateren. Daarna werd
koers gezet naar Australië, via de Kaap. Eind oktober 1942 werd Fremantle
bereikt en werd de "Tjerk Hiddes" ingedeeld bij Task Force 51. Na wat
escorte-vaarten werd vervolgens op 05-12-1942 naar Darwin gevaren, van waaruit
de evacuaties van Timor zijn uitgevoerd.
Hieronder een groot deel van het 'Uittreksel uit het stamboek' van J.W.G.
PEIJPERS, dat ik in februari 1989 kreeg van het Instituut Maritieme Historie te 's-Gravenhage.
Van lichtmatroos tot sergeant-ziekenverpleger (sgtzkvpl), marinenummer 014132.
Opsomming van wat, waar en wanneer...
Lijst plaatsingen (en acties met Hr.Ms.Tjerk Hiddes): | vervolg lijst plaatsingen: | |||||||||||||||
01-02-1928 Hr.Ms. Wachtschip Vlissingen 02-05-1929 Hr.Ms. Jacob van Heemskerck 13-06-1929 Hr.Ms. Hertog Hendrik → naar de Nederlandse Antillen 19-09-1929 met s.s. Stuyvesant terug naar NL 10-10-1929 Hr.Ms. Wachtschip Willemsoord 18-11-1929 Hr.Ms. Flottieljevaartuig Arend 16-01-1930 Hr.Ms. Arend → naar de Nederlandse Antillen e.o. 09-07-1931 Hr.Ms. Arend → naar NL 02-09-1931 geplaatst bij onderzeedienstkazerne Den Helder 03-09-1931 tewerkgesteld bij de dienst conservatie 28-10-1931 Hr.Ms. Onderzeeboot O-11 25-02-1932 tewerkgesteld bij de dienst conservatie 09-05-1932 Hr.Ms. Wachtschip Vlissingen 09-05-1932 tewerkgesteld aan boord van Hr.Ms. Medusa 29-04-1935 Hr. Ms. Heijdra 31-05-1935 geplaatst bij het Marine hospitaal te Willemsoord 01-05-1936 ziekenverpleger 1e klasse (zvpl1) 01-05-1937 geplaatst bij de marinekazerne Willemsoord als korporaal-zvpl 1e klasse 23-07-1937 Hr.Ms. Wachtschip Willemsoord 23-07-1937 tewerkgesteld bij het Marine hospitaal te Willemsoord 12-10-1938 met m.s. Dempo → naar Nederlands Oost-Indië 10-11-1938 Hr.Ms. Soerabaja 03-09-1939 gedetacheerd a.b.v. voorm. gouvernementsschip Rigel (hulpmijnenlegger) 02-09-1940 Hr.Ms. Soemba
08-11-1941 geplaatst bij marinekazerne Oedjoeng te
Soerabaja
|
25-01-1943 oefeningen noordelijk van Rottnest Island 26-01-1943 aangevaren door m.s. Mundalla, schade direct gerepareerd 27-01-1943 oefeningen en escorteren 29-01-1943 aankomst Fremantle 30-01-1943 vanuit Fremantle onderzoeken gedaan en geëscorteerd t/m 23-06-1943 o.a. geweest naar Geraldton, Williamstown en Exmouth Gulf 01-07-1943 in dock te Port Jackson 07-07-1943 te Melbourne 09-07-1953 weer koers → naar Fremantle 14-07-1943 t/m 30-07-1943 oefeningen op de rede van Fremantle 31-07-1943 vertrek aldaar, in 't scherm voor escorte S.S. Nieuw Amsterdam 05-08-1943 t/m 24-08-1943 oefeningen met Hr. Ms. Van Galen en de O-21 25-08-1943 heel veel escortetaken t.b.v. koopvaardij- en marineschepen 17-09-1943 "Legion of Merit" voor commandant W.J. Kruys (Task Force 71) 22-12-1943 terug in Fremantle na 4 maanden escorteren e.d. 23-12-1943 in dok voor reparatie en onderhoud t/m 30-01-1943 31-01-1943 proefvaren en oefenen, geen bijzondere vermeldingen in 1943 01-02-1944 vertrek Freemantle in open verband met Hr. Ms. Van Galen 02-02-1944 te Geraldton olie geladen en door → naar Ceylon 14-02-1944 te Trincomalee, alwaar Alle Hens voor de boeg i.v.m. overdracht 14-02-1944 commando -om 17.25 uur- van ltz1 Kruys aan ltz1 G.A. Cox 15-02-1944 t/m 21-02-1944 lanceer- en schietoefeningen 22-02-1944 t/m 26-02-1944 escorteren (2 dagen), waarna koers naar Adu Atoll 28-02-1944 vertrek Adu Atoll en koers → naar Colombo 05-03-1944 aankomst Colombo 14-03-1944 aankomst Trincomalee, oefeningen met Hr. Ms. Tromp & Van Galen 05-04-1944 tot 24-04-1944 reparatie machinekamer en onderhoud 25-04-1944 Alle Hens voor de boeg i.v.m. commando-overdracht van ltz1 Cox 25-04-1944 aan ltz1 N.W. Sluyter om 12.30 uur 01-05-1944 vertrek → naar Bombay 04-05-1944 aankomst Bombay, naar dockyard voor reparatie aan de ketel 17-08-1944 reparatie voltooid 17-08-1944 een aantal konvooien geëscorteerd tussen de havens van Bombay, 13-10-1944 Trincomalee, Colombo en Aden. In Aden overnacht. 14-10-1944 vertrek → naar Engeland 19-10-1944 passeren Suez 20-10-1944 passeren Port Said 25-10-1944 passeren Gibraltar 28-10-1944 aankomst Portsmouth 09-11-1944 naar Devonport, aldaar in reparatie 07-12-1944 gereed voor de dienst 11-12-1944 vertrek Plymouth, met Hr. Ms. Van Galen, → naar Milford Haven 27-12-1944 opgenomen in het Royal Naval Hospital te Plymouth 16-01-1945 overgeplaatst naar Royal Naval Auxilliary Hospital te Newton Abbot 06-03-1945 geplaatst bij de rol London 24-08-1945 geplaatst bij de Alexanderkazerne te 's-Gravenhage 28-08-1945 opgenomen in het sanatorium te Renkum 05-09-1946 ontslagen uit het sanatorium en weer geplaatst bij "de Alexander" 15-06-1948 opgenomen in het Marinehospitaal te Overveen 14-08-1948 ontslagen uit het Marinehospitaal 16-02-1950 eervol ontslag uit de zeedienst
Kuuroorden na terugkomst uit de oost
|
|||||||||||||||
Lijstje van bevorderingen en onderscheidingen: | Medailles en kruizen met certificaat en oorkonde: | |||||||||||||||
01-02-1928 lichtmatroos 30-09-1928 matroos 3e klasse 30-10-1929 matroos 2e klasse 01-07-1931 matroos 1e klasse 31-05-1935 geplaatst bij Marinehospitaal Willemsoord 01-05-1936 ziekenverpleger der 1e klasse (zkvpl 1e klasse) 01-05-1937 geplaatst bij Marinekazerne Willemsoord 01-05-1937 korporaal-ziekenverpleger (kplzkvpl) 22-08-1938 bronzen medaille 12 jaar trouwe dienst 01-01-1945 sergeant-ziekenverpleger (sgtzkvpl) 16-12-1947 zilveren medaille 24 jaar trouwe dienst 06-12-1949 oorlogsherinneringskruis met gespen Krijg ter Zee 1940-1945, Javazee 1941-1942 en Oost-Azië-Zuid-Pacific 1942-1945 16-02-1950 eervol ontslag 15-09-1950 ereteken voor belangrijke krijgsbedrijven met gesp Timor 1942 Omdat hij de dienst al had verlaten, heeft hij het kruis met Timorgesp niet meer (op zijn uniform) kunnen dragen.
*** ***
|
|
Ongetwijfeld is mijn vader -na terugkeer in Nederland, in augustus 1945- z.s.m. naar Vlissingen gegaan. Hij heeft daar zijn ega aangetroffen 'met het kind van een ander'. Dat heeft hij niet geaccepteerd en dus heeft hij scheiding aangevraagd.
Het vervolg van de feiten zal later worden aangevuld...
------------
Bronnen: